Tasten in Tederheid

Het is tasten in tederheid. Tasten in een zacht weefsel, een kwetsbare materie. Het dient te geschieden met voelende handen, met trage adem. Elke beweging trekt een spoor. Het weefsel, het wezen, het weefsel van het wezen is zacht en kwetsbaar. Als ik daar met ruwe woorden of bruuske gebaren naar op zoek ga, zal ik het nooit vinden.
De wereld van nu hult zich in een eeltlaag van stoerheid, grote woorden, alsof ze niet wil voelen. Die wereld dat ben ik.
Het is begrijpelijk en het is tragisch.
Om niet te hoeven voelen hul ik mij in stugge onverdraagzaamheid. Mijn niet willen voelen ís stugge onverdraagzaamheid. En als ik wel zou durven voelen kom ik in eerste instantie mijn eigen stugge onverdraagzaamheid tegen.
Dat wil ik niet, want dat is te pijnlijk.
Het is mijn weerstand tegen het voelen dat mijn voelen zo pijnlijk maakt.
Dat waarvan ik denk dat het mij beschermt doet me pijn.