Uniek zijn

Foto en inspiratiebron: Huub Koch https://huubkoch.wordpress.com/2022/11/11/143-alles/

Op werkdagen zijn de hallen van de flessenfabriek tot de nok gevuld met geluiden: het bonken van machines, het rinkelen van glas, en de uitroepen van mannen in blauwe pakken die hun best doen over die herrie heen te schreeuwen. Maar wanneer ´s avonds de directeur de buitendeur met een serieus gezicht achter zich dicht trekt, is het klikken van de sleutel in het slot – die hij voor de zekerheid altijd twee keer omdraait – meteen ook het allerlaatste geluid dat er te horen valt. In die stilte schijnt de maan door de hoge ramen naar binnen over de stilstaande machines, de opgestapelde kratten en de inderhaast schoongeveegde vloer. Daar, bij het eind van de grote loopband in de schaduw van de spoelmachine, een beetje links van een hoopje gebroken glas staat een groepje flessen dat er een beetje verloren uitziet.

Een dunne straal maanlicht valt precies op het afgeronde uiteinde van één van die flessen. Het is de bedoeling dat daar later, na het afvullen, door weer een andere machine met beheerst geweld een kroonkurk op geplaatst zal worden, maar nu licht die halsopening op als een aureool. Het is de dag vóórdat alle flessen in plastic kratten worden gestopt om naar het vulstation gebracht te worden, en alle voorwerpen lijken gevangen in roerloze eenvormigheid, alles lijkt zich in de onvermijdelijkheid van het eigen levenslot te schikken, maar  voor deze fles is dat anders. Het is alsof deze ene manestraal hem wakker kust uit zijn sluimer. Natuurlijk, wij zijn allen uitverkoren, maar deze onverwachte bekrachtiging van buitenaf brengt bij flesje een proces op gang waarbij hij zijn eigen uniekheid begint te herkennen. Het is dat gevoel van uniciteit dat hem de eerste stappen doet zetten, en hem de rest van zijn leven zal vergezellen in alles wat hij onderneemt.

Die eerste stappen zijn met recht wankel te noemen. Hij wankelt zich over de betonnen vloer. Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast, realiseert hij zich. Beton is hard en glas is kwetsbaar. Het miserabele hoopje gevallen lotgenoten dat hij juist passeert zijn er de stille getuigen van. Al gauw staat hij eenzaam in de grote ruimte in het volle maanlicht en kan hij de situatie waarin hij zich bevindt in zich op nemen. De hoge vensters hebben ijzeren sponningen, en vlakbij het plafond is een kantelraam dat half open staat. Flesje ziet in één ogenblik dat dat geen reëele optie is. Als hij er al in zou slagen naar dat raam omhoog te klauteren, dan zou hij aan de buitenzijde nooit heelhuids naar beneden kunnen komen. Uitgesloten dus. Hij laat zijn blik gaan over de werktuigen die op de werkbank onder het raam liggen. Waterpomptangen, ijzerzaag, hamers in diverse grootte, steeksleutels, buizen, bouten, schroefdraad, kortom de hele mikmak die je kan verwachten wanneer oude machines aan de praat gehouden moeten worden. Een ruit inslaan met een hamer? Waarom niet? En dan maar hopen dat er zich aan de andere kant van die ruit een struik of een berg oude bladeren bevindt die zijn val zou kunnen breken. 

Flesje waggelt naar links waar een stoel in de hoek staat waar hij met enige moeite wel op zou kunnen klimmen. Van daaruit naar de werkbank zou maar een kleine stap zijn. Maar nog vóórdat flesje de daad bij het woord kan voegen wordt hij afgeleid door een lichte beweging, vlakbij. Een muis? Een rat, een kat? Als hij haar zou hebben zou het nu recht overeind op zijn flessenhals staan. Hij blijft staan. Kijkt onderzoekend in het donker onder de werkbank.

Wanneer flesje uiteindelijk tussen werkmanslaarzen, houtblokken en een grote pot machinevet een katteluikje ontdekt dat zacht in de wind beweegt, is hij in vrijheid voor hij er erg in heeft. Vanaf het luikje tot aan de grond is het maar een paar decimeter. Hij springt, valt en begint te rollen. Maar tot zijn grote geluk is de bodem bedekt met mos en komt hij al na twee meter tot stilstand tegen een boomstronk. Hij krabbelt overeind, en constateert opgelucht dat hij onbeschadigd is. Met zijn rug tegen de boomstronk laat hij zich van hals tot bodem vullen met de klare nachtlucht en neemt de omgeving in zich op. Hij is vrij.