Bult Vrij! [III]

Bult Vrij! [III]

De grote dag was gekomen. Alle bulten waren uitgelaten van vreugde en de jongeren buitelden als het ware over elkaar heen, zo vrolijk waren ze.
Er was een groepje bezadigde rode en witte bulten dat rustig boter kaas en eieren aan het spelen was op het linkerschouderblad van de bulthouder en er vormde zich tegelijkertijd een luidruchtige en bewegelijke, alsmaar groeiende groep jonkies dat verstoppertje speelde. Laatstgenoemden kwamen er echter al gauw achter dat het aantal goede verstopplekken op het lichaam van de bulthouder nogal tegenviel. Je had natuurlijk de oksels en de bilspleet, maar die lagen voor de hand en waren makkelijk te overzien en omdat de schaamstreek door de oudere bulten nadrukkelijk tot verboden gebied verklaard was bleef eigenlijk alleen het ongewassen peenhaar op het hoofd van de bulthouder over, maar niemand voelde er veel voor zich daar te verstoppen, want dat zou je immers toch niet lang volhouden. Nee, dat was niks en al snel gingen ze over tot het spelen van tikkertje met verlos. Als je de oude bult op de rechter bil van de houder – zoals hij vaak kortweg genoemd werd – aanraakte vóór dat je zelf getikt werd en je riep ‘Bult Vrij’ dan was iedereen die vóór die tijd getikt was weer vrij en moest de tikker opnieuw beginnen. Er werd gejoeld en gelachen. Er werd gedraafd en gerend. Het leek wel feest, het leek wel sportdag.

De bulthouder zelf had van dat alles niets in de gaten. Hij voelde natuurlijk wel dat de rillingen af en toe over zijn lijf liepen, maar hij dacht dat dat van de spanning kwam.
Hij had al zijn eerdere bedenkingen laten varen en was nu in opperste concentratie bezig met het pakken van zijn schamele bezittingen. De dagen ervoor had hij zo goed en zo kwaad als dat ging zijn kleren gewassen en te drogen gehangen. Vervolgens had hij wat leeftocht – voornamelijk wortels en vruchten uit zijn tuintje – verzameld en de resterende tijd had hij doorgebracht met het naaien van een soort tas met verschillende vakken die hij aan een lange riem over zijn schouder mee kon dragen. Hij had er een oude broek voor gebruikt en het was een merkwaardig stukje huisvlijt geworden dat – hoe kon het ook anders – de vorm had van een grote ietwat uitgezakte bult. Maar… de bulthouder was er met recht trots op en Willebrord had goedkeurend geknikt toen hij hem had laten zien. Hij doet me aan mijn grootvader zaliger denken had Willebrord gezegd en de bulthouder had dat – terecht – opgevat als een compliment, want de oude bult was erg op zijn grootvader gesteld geweest.

Alles was gepakt. De bulthouder draaide zich voor de laatste keer om in zijn huisje. De bulten die waren opgehouden met spelen stonden reikhalzend op zijn schouders en ook zij keken voor het laatst rond op de plek die zolang hun enige wereld was geweest. Daar stond de grote oude versleten leunstoel waar de bulthouder ’s avonds vaak zat te lezen, gebroederlijk naast de staande lamp met de scheve lampenkap met de bloemetjes. Aan hun voeten stapelden folders, kranten en boeken zich tot wankele torens en in de hoek was door de halfgeopende deur nog net de berg ongewassen borden en glazen in het kleine keukentje te zien. De gordijnen hingen in alledaagse verveling voor de ramen, sloten bijna al het zonlicht buiten en zorgden er ook nu weer voordat de kamer zich in een melancholisch schemerduister hulde.

Het was een groots moment. Menig oudere bult die hier vaak zijn hele lange leven had doorgebracht kon een korte snik van ontroering niet onderdrukken en ook Willebrord keek strak voor zich uit. Hoe anders was het met de jonge garde die stond te popelen van verlangen. Ze konden de oude troep niet meer aanzien en elk moment langer in deze bedompte kamer doorgebracht was er één te veel. Ongeduldig verplaatsten ze hun gewicht van de ene been op de ander totdat het blijkbaar eindelijk ook tot de bulthouder was doorgedrongen dat het genoeg geweest was, en hij met zijn ene arm de tas over zijn schouder zwaaide terwijl hij met de andere de deur opende.

Zonlicht stroomde in brede golven naar binnen, vogels zongen dat het een lieve lust was en een zachte voorjaarswind streek een ieder liefkozend over het gelaat. Het leven sprong hen tegemoet. De dag was jong en vol van belofte.
Ze waren op weg!