De Pantoffel van Vriendschap

De Pantoffel van Vriendschap

Vandaag ben jij aan de beurt, mijn vriend.
Ik bedoel natuurlijk niet enkel jou, maar jou in mij.
Hoe jij in mij leeft, hoe ik jou in mij herken.
Het gaat over genieten en de grijze golf, waar wij, jij nog meer dan ik, de eerste grijze omkrullende kuifjes van zijn.
Het zal steeds vaker gebeuren dat we, waar we ook gaan, onszelf tegenkomen terwijl we op een mooi plekje van de aarde staan te genieten. Met kekke rugzakjes op ademen we de frisse lucht in. Elkaar wijzend op de mooie kleurschakeringen, fotograferen we een bloem. Niet te lang natuurlijk, want daarna moeten we weer op weg naar een volgend moment.
We hebben zoveel workshops gevolgd, jij en ik, samen wel voor meer dan een mensenleven aan workshops. We moesten veel leren, met name over gevoelens, hoe ze te benoemen voor onszelf en ze voelbaar te maken, ze te uiten.
Altijd via de omweg van het hoofd. Wij zijn afgetrainde gevoelsbenoemers. Zelfs vrouwen, of misschien juist met name vrouwen, kunnen daar vaak nog een punt aan zuigen.

Ik kan daarin dus wel met liefde naar mij, naar jou, kijken, maar ik word ook verdrietig. Wanneer is het genoeg, vriend, wanneer mag je thuiskomen, ik bedoel hier, nu, in dit moment, met niets omhanden? Met voelen wat je voelt zonder er een project van te maken, iets dat je nog zou willen uitzoeken, iets dat je nog helder zou willen krijgen. Waarom morgen? Waarom helderheid? Waarom nog iets extra’s om van te genieten?

We zijn er al. We zijn al hier, nog hier, nog maar even hier. Voel je hoe kostbaar?
Wij kunnen, en dat mag ook best, daar soms nog iets aan toevoegen, zoals iets lekkers, iets moois. Maar eigenlijk is dat niet nodig. Diep in jezelf moet je dat weten. Al je pogingen zijn tevergeefs. De boterham is allang tot het randje toe gevuld, er kan niets meer bij, er hoeft niets meer bij.

Ik snap je wel. Schraalhans was zo lang keukenmeester geweest. Waar jij vandaan kwam was er nooit genoeg, nooit genoeg liefde, nooit genoeg tijd of aandacht, de margarine zuinig dun op het brood uitgesmeerd. Wat meer was, dat was zondig.
Dat nooit meer dacht je. Toen je hier introk was je huis een eng kader, je tuin was niet meer dan een strook gras. En kijk nu eens: je draagt een blauw jasje met bijpassende schoenen, je hebt een mooie auto en maakt verre reizen. Je hebt je tuin omgeploegd, van de strook gras is niets meer over. Je hebt er een lustoord van gemaakt, er is een grote vijver en er staan talloze bloemen en planten, een orgie van kleuren is het, en het aantal hoogtepunten dat je de laatste jaren met diverse vrouwen beleefd hebt, is duizelingwekkend. Ik heb het niet bij kunnen houden.
Als er iemand op deze aarde, verzadigd, voldaan, dan toch zeker jij, zou je zeggen.

Maar nee. Schraalhans lijkt nog steeds de scepter te zwaaien. Je bent een vis, zwemmend in overvloed en nog steeds dorstig naar water.

Ik kan niets voor je doen. In de tijd van de grote leraren, had eentje ervan vast en zeker zijn pantoffel uitgetrokken en je er een enorme klap mee tegen je hoofd gegeven. In liefde.
Pats!!! Kom hier! Hier!!! Voel nondeju dit en dit en Dit!

Ik ben je vriend en niet je leraar, maar laat dit mijn pantoffel voor je zijn.
Deze en deze en Deze!!!
Als ik je naar teveredenheid of overgave kon rammelen, ik zou het doen.
Kom thuis! Kom thuis in wie je bent. Er is nergens, Nergens, op deze aarde een plek waar je iets te zoeken heb. Het is hier. Hier!! Laat jezelf niet meer gaan, niet in dromen, niet in snoepen, niet in snoepreizen, niet in klachten of dromen over vrouwen.
Ik hou van jou, vriend. Ik laat bloed voor je vloeien. Ik ga over lijken voor jou, voor mij. Want er is niets anders. Als niet dit, dan niets, dan reddeloos verloren!
Begrijp je dat?
Kom thuis, vriend.
Kom terug naar degene die je al die tijd geweest bent, die al die tijd op je heeft zitten wachten, smachtend, in armoede, in schraalheid. Degene die steeds hoopvol naar het venster is gelopen, handenwringend, halsreikend. Is hij daar? Is Hij daar?
Zou hij ooit komen? De jaren beginnen te tellen.
Vriend, als je terugkomt, dan ben jij de vetpot die je overal elders gezocht hebt. Jij bent het die je op de drempel van je eigen huis in je armen sluit. Jij bent het kalf dat bij je thuiskomst geslacht wordt.