Geurspoor

Geurspoor

Een beetje stijf, diagonaal in mijn eigen lijf als een plank in de hoek van de kamer. Waar zijn de levenssappen? Ik kijk om me heen. Nee, ik weet zeker dat dat wat ik zoek niet ver kan zijn, iets als muziek of een geur of iets anders, een herinnering bijvoorbeeld. Het leven is een onverwacht fonteinhoofd. Je kan elk moment de levensader raken waaruit de sappen huizenhoog opspuiten. Wees daarop voorbereid, op het onverwachte, op dat waar je nooit van hebt durven dromen. Dat wat zich in je droom openbaart kan even later in dat wat je je werkelijke leven noemt voor je staan. Die scheidslijn is een illusie. Je bent deze en gene, je bent de smachtende in de woestijn èn je bent het water dat vlak onder de oppervlakte wacht op de juiste gelegenheid om tot een uitbarsting te komen. Het enige dat jij kan doen is jezelf aan kant te maken, open te schenken. Schenk leeg de kop van je hoofd. De te hete thee van jouw denken-te-weten brandt alles weg wat een container zou kunnen zijn voor het ongedachte. Let niet op mijn woorden, luister naar de muziek ervan. Probeer me niet te volgen of te begrijpen, laat je verstand verdwalen in de zijpaden, laat haar achter in het bos als Hans en Grietje en wacht. Zie hoe ze groot en gelouterd het bos weer uitkomen. Vraag je niet af hoe dat kan, vertrouw op de vreemde adem van het leven, de dingen die zich voordoen, de dingen die net even anders uitpakken dan dat jij ze gepland had. Je moet het geurtje van God volgen, dat zei je weet wel, die mooie man die nu terug is in Samarcand. Michel kwam op de muziek af. Op één of ander manier, zegt hij, volgen we allemaal het spoor van dat hart met die vleugels. Toen Maryam vijf jaar oud was stond ze op het balcon van haar ouderlijk huis. Haar vader was slager als ik me niet vergis, maar zij begon langzaam te draaien. Onder de sterrenhemel. En alles draaide en zong. De wereld is woordloos en… redeloos. Dat wil je niet graag horen, ik zie het, je gezicht betrekt, maar de wereld trekt zich daar niets van aan. De rede is een saus die diegenen die de wereld haar onredelijk wildheid niet kunnen vergeven over haar heen gegoten hebben. Die vergeefse en onkundige koks trachten haar in die domme saus gaar te stoven en voor hun zwakke magen eetbaar te maken. De aarde laat ze rustig begaan, tot het haar te dol wordt, als de kameel die zich door de muis liet leiden. Dan schudt ze alles wat haar niet bevalt van zich af en begint opnieuw.

foto Gerard Heesink