Het open Geheim
Wat dan wel?
Geen verhaal dus. Alsjeblieft, niet een nieuw verhaal, niet weer een verhaal, over hoe het gekomen is. Over waarom het zo is. Dat hoofd dat er met zijn onnozele snuit steeds tussen zit. Gewoon overslaan. Is al veel te veel en veel te lang als eerste of zelfs als enige aan de beurt geweest. Nu eerst iets anders.
Ik lig op mijn rug. Er is een dijkje van deeg rond mijn hart gemaakt. Er wordt een warm mengsel van kruiden en olie en water op mijn hart gegoten. Dan weer opgedept, daarna weer gegoten. Vijfenveertig minuten lang.
Ik luister naar haar terwijl zij vertelt van haar vader, zijn oude verhalen over India, de Goden, Lord Vishnu.
Ik zie Lord Vishnu. Hij legt zijn wijsvinger over zijn welgevormde lippen. Ssssst. Zwijg. Luister.
Het mengsel van kruiden en olie en water wordt op mijn hart gegoten. Haar vader spreekt, de Goden spreken. Wij luisteren.
De heilige Narada, de boodschapper tussen Goden en mensen, stelt aan Vishnu de vraag waar hij al lange tijd mee worstelt: als alles geschapen is door de Goden, wie heeft dan de Goden geschapen? Wat is het waar dit alles, waarvan ze zeggen dat het een illusie is, uit voortkomt? Met andere woorden, wie is de moeder van God?
Lord Vishnu zwijgt. Zij lopen door een mangrovebos. Narada vraagt het nog een keer, en weer zwijgt Lord Vishnu. Als de heilige Narada het voor de derde kleer vraagt, haalt Lord Vishnu zijn schouders op en neemt hem mee naar de woestijn. Het is er bloedverzengend heet en ze lopen lange uren. Narada vergaat van de dorst en is opgelucht als Lord Vishnu hem om een glas water vraagt. Daar, in de verte, is een dorp. De ene keer zie je het wel en de andere keer niet. Het is net alsof het met een soort van gofslagbeweging in en uit het bestaan gespoeld wordt.
Narada gaat op weg over het hete zand. Bij het eerste huis klopt hij aan. De deur gaat open en daar staat een prachtige vrouw.
Met olie op mijn hart kijk ik vanonderaf naar haar, zij die schenkt en dept. Net als jij denk ik. Jij bent ook een hele mooie vrouw.
Narada is gelijk verloren, alsof hij verdrinkt in haar ogen. Zij nodigt hem uit om binnen te komen. Daar is een lange tafel beladen met het heerlijkste eten en drinken.
Aan de tafel zitten haar vader en haar broers en hun vrouwen en kinderen. Hij is welkom. Er is precies één plaats open. Het lijkt net alsof ze op Narada hebben zitten wachten.
Er wordt gelachen, gegeten en gedronken. Narada is zo blij. Elke keer als hij naar de vrouw kijkt springt zijn hart over. En ja, dat is wederzijds. Die nacht blijft hij in het huis en ook de vologende dagen en nachten. Het is voor iedereen duidelijk dat Narada en de vrouw niet alleen verliefd zijn, ze lijken voor elkaar bestemd. Aan het eind van de week wordt het huwelijk gevierd.
Narada en de vrouw hebben het zo goed. Na verloop van tijd bouwen ze hun eigen huis, ze krijgen samen drie kinderen.
Dan verandert er iets. Het begint te regenen. Dat gebeurt natuurlijk wel vaker, maar deze keer is het anders. Het lijkt wel alsof het nooit meer op zal houden. Het lager gelegen gedeelte van het dorp loopt onder, mensen vluchten, huizen storten in, vee verdrinkt.
Op een nacht hoort Narada hoe het water langs zijn huis schuurt. Ze moeten weg! Nu! Hij wekt vrouw en kinderen. Ze vormen een levende ketting van het mooiste dat Narada ooit in zijn leven gekend heeft. Narada heeft de jongste op zijn arm en het middelste kind aan de hand. Vervolgens komt zijn vrouw en daarna de oudste.
Ze gaan voetje voor voetje. Ze wankelen soms. Het water stroomt zo verschrikkelijk snel. Dan opeens is er een donderslag. In de lichtflits die volgt ziet Narada hoe zijn vrouw achterovervalt en met zijn twee kinderen wordt meegesleurd door de stroom. Narada duikt er achteraan, klauwt wanhopig met zijn handen en vindt alleen maar water. Niets. En… waar is zijn jongste kind?
Er zijn geen woorden om de wanhoop en het verdriet van Narada te beschrijven.
Zijn handen slaan door het water tot ze ergens vaste grond vinden. Hij trekt zich op het droge, sleept zich naar een hoger gelegen plek. Daar blijft hij uitgeput liggen.
Korte tijd later houdt het op met regenen, het wordt ochtend. De zon schijnt over een levenloos landschap. Er staat geen enkel huis meer overeind, nergens een teken van leven. Alles is verloren. Narada huilt, zonder geluid.
Dan voelt hij een hand op zijn schouder. De warmte van de hand straalt dwars door de koude van zijn hemd en zijn botten. Hij draait zich om. Het is Lord Vishnu.
Lord Vishnu lacht zijn stralende lach. Narada, waar blijf je?
Waar ben je al die tijd geweest en… waar is mijn glas met water?
Ik lig nog steeds op mijn rug. Ik heb ademloos geluisterd. Mijn hart is een oor geworden waarin de oude verhalen als nectar naar binnen zijn gegoten.
Ik kom thuis in het geheim dat al zo lang geleden geopenbaard werd, maar dat steeds opnieuw ontcijferd moet worden. Lord Vishnu kijkt mij lachend aan. Hij legt zijn hand op mijn hart. Het voelt heerlijk warm.
Ik wacht al zo lang op je! Waar ben je al die tijd geweest?