Marta

Marta

Het is verrassend wanneer uiteindelijk de vrede komt, de gezalfde, de verlosser.
Staan we ons hele leven op de uitkijk dan gebeurt er niets, maar richten we ons leven zodanig in dat ons lichaam, ons huis, een waardig onderkomen voor Hem zal zijn dan is Hij onvermijdelijk en onmiddellijk aanwezig.
Maak het huis gereed en Zij zal komen. Het gereedmaken van het huis is hetzelfde als het welkom heten van Haar, hetzelfde als Hem in de mooiste kamer te slapen leggen.
Natuurlijk komen er dan vragen, in het holst van de nacht. We hebben nu zo’n Hoge gast, zal Hij wel willen blijven, wat geven we Hem bijvoorbeeld voor ontbijt? Een gebakken of een gekookt ei? Moet het dan ‘sunny side up’ zijn of doorgeprikt, hard of zacht gekookt? Als Hij van ons vraagt warm of koud te zijn, maar niet iets ertussen in, dan zal dat met Zijn Ontbijt ook wel zo zijn. We draaien ons om in bed, we woelen onszelf wakker en als we de volgende ochtend onuitgeslapen beneden komen, is Zij allang vertrokken.

Laat het kinderlijke in u tot mij komen, het niet-berekenende, het spontane, het goedgelovige, het naïeve, het onschuldige. Wees dat deel van u dat zich naar mij toewendt als naar een vuur. Laat mij de weerschijn van dat vuur op uw gezicht zijn,

Kom lieve mensen, kom. Kom naar het vuur, kom naar de warmte. Wees welkom, zoek jezelf een lekker plekje, schuif maar een beetje op, ja, er is heus plaats voor iedereen. Wat zal het zijn? Een lekker bakkie koffie, een kopje thee, chocolademelk misschien. Koekje erbij?
Och, het is zo heerlijk dicht bij het vuur te zijn. Buiten schijnt de zon verlokkelijk op allerhande mooi dingen, maar soms is het belangrijker je te concentreren, je van binnen te verzamelen, jezelf bijeen te brengen bij het innerlijke vuur.
Hier sta ik dan, met mijn schort voor, met mijn armen in de zij. Ik sta hier in levende lijve voor jullie, maar jullie hebben waarschijnlijk geen van allen het flauwste benul wie of wat dat ik zou kunnen zijn, want – dat weet ik wel – jullie zijn hier eigenlijk helemaal niet voor mij gekomen, jullie zijn, buiten de koffie dan, eigenlijk helemaal niet in mij geïnteresseerd. Jullie komen voor m’n zus, de schat, die lieve trut. Alles en iedereen die hier langs komt, komt enkel en alleen maar voor m’n zus, omdat zij zogenaamd de godganse dag niets beters te doen heeft dan bij Jezus te zijn, aan Zijn voeten te zitten.
Eerst wascht ze Zijn voeten, daarna wrijft ze ze droogh met heur lange roode haaren, om ze vervolgens met olie te zalven. Ik heb dit plaatje nu zo vaak gezien dat ik het kan dromen, dat ik het kan dromen en niet meer aan kan zien. Ik kan haar niet meer zien. Wij hebben zooveel gasten die voor Hem komen of voor Haar en wie zet de koffie? Wie bakt het brood, de visch, wie doet de afwas, veegt de vloer? Ik weet het, gij komt aldemaal helemaal niet voor mij en toch is het tijd dat ik eens een hartig woordje met u spreek. Gij komt voor mijn zus, die lapzwans , die luilak, die uitvreetster. En maar van Jezus dit en Jezus dat, zoete broodjes bakken, mooi weer spelen en wie houd de boel hier draaiende? Ik zei de gek.
U denkt dat ik jaloers ben? Misschien. Misschien is dat zo. Natuurlijk, ik wil ook hetzelfde als gij, ik wil ook van het geluk van de wereld proeven, van de vrede, in vrede zijn, rust, bij Hem zijn, zoals gij wilt gaan naar Maria Magdalena, gij wilt het zoete verhevene, het goddelijk en lieflijke samenzijn en ik… ik geef u enkel het gevoel dat ik u de weg blokkeer. Ga toch weg mens, dat is wat u denkt. En jazeker, u heeft gelijk, ik barricadeer u de weg met stoffer en blik, met bezem en vaatdoek met hart en ziel. Want zal ik u eens wat vertellen? Er is geen weg tot Haar dan langs mij, geen weg tot Hem dan door mijn nauwe straatje. Wie Magdalena wil bereiken zal eerst voorbij Martha moeten zien te komen. En ik laat u hier niet voorbij gaan zonder dat dat u uw deel doet, zonder dat u uw aandeel heeft gedaan in de hier voor de hand liggende huishoudelijke werkzaamheden. Begrijpt u mij, ben ik duidelijk?
Gij komt niet tot Hem dan door mij, niet tot de geest dan door het vlees, niet tot de honing dan door het bloed, niet tot de Lotus dan door het slijk, niet tot het hoogere dan door het dal van het diepste donker.

Uitgeput laat zij zich achterover op een stoel vallen, met haar roodgevlekte werksterhanden trekt zij haar schort en haar rokken omhoog om derzelven wat lucht te verschaffen. Wij zien een paar stevige harige benen met roode en paarse vlekken, eeltige voeten en hielen, gelige teennagels waarvan sommige gebroken zijn. Niets is daar gezalfd of geheiligd. Niets is daar voor ontvangst van Hem gereed gemaakt.
Dan staat zij weer op, met fonkelende ogen, lichtjes zwaaiend op haar benen alsof… alsof ze in trance is. Wie maakt hier het huis voort Hem klaar, wie dekt de tafel, zijn bed, wie kookt zijn eten? Wie maakt het dat dit een welkom huisch is, wie heeft de ramen gelapt, de vloer geschrobd, wie heeft zich het vel van de handen gewreven, van de knieën, van de ellebogen?
Maak uw huisch voor Hem gereed, jawel, op de knieën uws aanschijn zal gij zijn weg bereiden, totdat uw hart zingt bij elke daad, bij elke ademtocht, bij elk bord dat gij wascht en droogt en stapelt en wascht en droogt en stapelt. Stapel zijn geluk, zijn zegen in uw voorraadkasten, in uw bezemkast. Stapel uw plichten als uw zegeningen, zie dat elk gebaar van uw handen u dichter brengt naar Hem.

U denkt misschien nog steeds werkelijk dat we twee zijn, Magdalena en ik, dat we twee gezusters zijn, dat we twee onderscheiden personen zijn, omdat het zo geschreven staat. U denkt in uw verdwazing dat u de ene dient te vermijden om bij de andere te komen, maar wij zijn van tweeën één. Wij wonen immers in hetzelfde huis, zij en ik, wij zijn één en dezelfde persoon. Wij zijn twee handen op één en dezelfde buik. Waar ik mij afzwoeg, daar zingt mijn hart, waar ik de vloer schrob, zit ik aan de voeten van Jezus. Mijn schrobben is het waschen van Zijn voeten, het schrobben van Zijn voorhuid. Het maken van Zijn bed is als het Slaapen met Hem.
Draag uw ziel in zaligheid, breng uw hart waar uw handen zijn en uw handen waar uw hart is. Doe uw werk zingende, open de ramen, lucht uw huis, serveer hem bij het ontbijt wat u het liefste eet, wat u het beste voedt. Zalf uw voeten, knip uw nagels. Wees een welkome woning voor hem, want U bent Zijn huis, zijn schuilhoek, zijn vluchtplaats. U bent de Tempel des Heeren.