Borstogen

Borstogen

Er was nog iets vreemds, tenminste, ik vond het zelf helemaal niet vreemd, maar ik kan me voorstellen dat u het vreemd zou vinden. Ik wist het al toen ik mijn ogen opensloeg. Het was alsof mijn hart een extensie had gekregen aan de voorkant, alsof ik in staat was met mijn hart naar de wereld uit te reiken. Alsof daar twee stompe armpjes zaten waarmee ik de wereld zou willen omhelzen.
Ik was een vrouw geworden. Mijn tepels waren gevoelig als blinde ogen, als radarschijven en ja, het voelde beslist alsof ik met hen dingen waar kon nemen die voor mijn gewone alledaagse ogen verborgen zouden zijn gebleven.
Hij die naast me liep was ook een vrouw geworden. Best een lekker ding eigenlijk nu ik er wat beter naar keek. Ze knipoogde samenzweerderig. De borstogen vooruit.
Of het ergens pluis was, dat konden we ermee zien, of het in orde was, veilig. Of dat de mensen die we tegen kwamen het goed met ons voor hadden, maar ook hoe hun relatie onderling was. Met onze borstogen konden we de sociale cohesie van een gezelschap heel goed waarnemen.
Ik was eigenlijk apetrots op mijn nieuwe eh… hebbedingetjes. ‘Hadjememaar’ en ‘pak me maar eens beet’. Overmoedig geworden probeerde ik nog even met mijn ogen dicht te lopen, maar dat ging niet goed. Zij die naast me liep kon nog maar net voorkomen dat ik voluit tegen een boom knalde met borstogen en al. 
Gaat dit ergens naartoe? Ik weet het niet. Als ik met mijn gewone ogen kijk zie ik een zonovergoten weg tussen gougeel wuivend koren. Probeer ik met mijn borstogen te kijken dan zie ik tederheid, dichtbijheid, weinig avontuur – of het zou een avontuurtje moeten zijn. Iets van mens tot mens, iets onverwachts hartveroverends liefdevols.
Ik kijk even naar links, naar haar. Zij glimlacht besmuikt, zo van je moet het mij niet vragen. Wat zou haar verlangen zijn?
Ze schudt even haar lange blonde haar. ‘Ik ben aan jou gebonden, jij hebt de voeten, jij kan de stappen zetten. Ik ben enkel van de wijdere blik, van het contact met het veel grotere. Ik kan je wat dingen zeggen van gene wereld, enkel als je daar prijs op stelt, anders niet. Als ik je advies geef hoef je het niet op te volgen, tot nu toe heb je me zelfs niet eens gehoord of gezien. Mijn verlangen is dat het goed met je gaat, niet alleen dat, maar ook dat je je openvouwt in je volle potentie, dat je die wordt die je wou worden voordat je hier kwam, dat je inderdaad de stapppen zet waarvoor je hier op aarde gekomen bent. Ik ben jou, maar dan dat aspect van jou dat nog in vol contact is met dat waar je vandaan kwam.’ Ze glimlacht weer, charmant, een beetje onzeker, alsof ze zich verontschuldigen wil. Even kijkt ze met haar blauwe ogen dromerig in de verte, alsof daar iemand op haar wacht bij de bocht in de weg, dan weer naar mij om te zien hoe haar woorden bij mij zijn aangekomen.
Ik voel me onwaarschijnlijk licht. Blij, verliefd bijna, Verliefd op het leven, verliefd op mijzelf, verliefd op mijn vleesgeworden tweelingdeel.
Wij hebben zo ongelofelijk veel te bepraten, maar dat doen we niet, we vieren het moment van onze ontmoeting door te zwijgen, door stappen te zetten, door te ademen, door de zonnen op onze huid te voelen, de zachte warme wind.
Ik weet het zeker, als ik ooit wil, dan lopen we daar nog steeds, dan kan ik altijd terug gaan naar dit moment dat zij uitsprak wie ze was en ik haar herkende. Dat ik eindelijk luisterde en mezelf herkende.