De Elegante Omweg

De Elegante Omweg

Wat mag het zijn, hoe kan ik u dienen? Wat pel ik nu weer uit mijn onpeilbare diepten tevoorschijn. Wat pelt u nu weer uit mijn pels. Mag ik uw pelsdier zijn? Laat mij u verrassen, laat ik mij verrassen.

Er is iets hards en genadeloos in dit zijn, dit onze zijnswijze. Er zijn ingebakken moeilijkheden, wreedheden die – uit hun aard – deel lijken uit te maken van ons leven. Ze lijken er niet alleen deel van uit maken, maar er juist een essentieel onderdeel van te vormen, een bouwsteen, een hoeksteen, een hoekige bouwsteen.
Dat wat oud is verzet zich tegen het nieuwe, als in een automatische reflex. Als een chagrijnige oude heer die op het trottoir staat en er blind op los slaat met zijn wandelstok, geïrriteerd door alles wat jong en bewegelijk is.
Het oude zal zolang haar krachten het toelaten het nieuwe verhinderen om tot ontplooiing te komen. Daaraan ontleent het oude zijn bestaansrecht en daarmee bewijst het oude het leven een pijnlijke maar noodzakelijke dienst.
De vaginawand is spermavijandig. Alleen dat wat voldoende kracht heeft mag geboren worden. Alleen dat wat kracht van leven heeft zal het daglicht zien, en dat geldt voor alles wat tot stand gebracht wordt. Elk steen die je op de andere wilt plaatsen, elk woord dat zich aan de zwaartekracht van het zijn wenst te ontworstelen.
Dat is waarom elke nacht de kleine dood [godzijdank] van ons wint en ons naar het horizontale brengt, het laagbewuste, het onbewuste, het bovenbewuste, het veel grotere, het ruimere. De zwaartekracht als creator van wat zich aan de zwaartekracht weet te ontworstelen. De andere lichtere wereld als vrucht van de zwaarte van deze.
De winter die tracht de lente te voorkomen – onzin natuurlijk – en haar juist daardoor zo stralend zo… veelbelovend en aantrekkelijk maakt.
De tegenkrachten die constant op ons werkzaam zijn, zijn onze vrienden, ze stroomlijnen ons, beeldhouwen ons tot de weg van de minste weerstand. Tot de vorm van onze essentie. Niets zonder bestaansrecht blijft in ons bestaan. Alles van teveel wordt van ons afgenomen.
Wij staan als rotsen in de tegenstroom en worden door haar geslepen, omvergeduwd, verplaatst, omgelegd. De ploegschaar waaraan de aarde haar voren trekt, dat zijn wij.

Ik wil zo graag in de stroom stappen en mezelf optillen naar het zonlicht. Kleine regenbogen zien door de druppels die in mijn haren hangen. Ik wil mijzelf verbazen vol vuur en licht en in plaats daarvan zijn mijn woorden vaak gevuld met zwaartekracht en bewijslast.
Wil ik naar rechts, dan stuur ik daarom altijd eerst even naar links.
In plaats van recht op mijn doel af te gaan, zoek ik altijd naar een elegante omweg.