Emmaus
Ik vroeg of ik tot de stroom toegelaten mocht worden en mijn vraag was het antwoord. Mijn houding van vragen was het antwoord. Ik vraag het weerom. Ik vraag het nog een keer. Mag ik naar binnen gaan, mag het bij mij naar binnen komen, door mij stromen.
Ik heb zoveel te vertellen maar niets dient zich aan. Het gaat over geven en ontvangen. Als je niets ontvangt heb je niets te geven. Als je niets geeft kan je niets ontvangen. Geven en ontvangen zijn in diepste zin hetzelfde, maar dat wist u al. Het doorstroomt mij of het doorstroomt mij niet. Ik ben dat waardoorheen het leven stroomt.
Het leven is wat de stroom genoemd wordt, de Stroom, de Grote Stroom.
Wij zaten aan een tafeltje, George en ik. Als een soort van geliefden – niet in den vleze, maar in de geest. In de geest pootjebaden we altijd aan de oever van de grote rivier, terwijl we onze wederwaardigheden vertellen vragen we eigenlijk aan de grote rivier om dat wat niet stroomt, dat wat ons lijkt te blokkeren, met zich mee te nemen en af te voeren.
Ik had juist verteld over de tekeningetjes die ik maak. Ik teken details van het huis dat ik aan het verbouwen ben. Eerder sprookjesboek illustraties dan architectonische perspectieven, maar ze werken. Als ik ze laat zien glimlachen de timmermannen met een blik van herkenning. Er is een hele goeie atmosfeer. Het wordt erg mooi.
George lacht een beetje geheimzinnig. Hij wil iets zeggen maar voelt zich lichtelijk gegeneerd. Dan zegt hij het toch.
Weet je, zegt hij, als je met bijvoorbeeld die timmerlieden praat dan zou je meer vanuit God kunnen spreken, vanuit de Heilige Geest.
Ik ben verbaasd maar bied geen weerstand.
Ik laat mij open vallen en dat naar binnen stromen wat hij – Hij – me aanbiedt. Het is veel en goed. Het stopt niet. We zitten zwijgend. Ik zit met gebogen hoofd. Het blijft maar stromen.
Waar twee of meer mensen in mijn naam bij elkaar komen…
Wij zijn Emmausgangers.
Wij bestellen drie bier.
Eentje is voor Hem.
Als we later naar de tram lopen is het of alles klopt. Alsof alles onweerlegbaar zijn juiste plaats gevonden heeft. Alsof alles waarvan we dachten dat het de stroom blokkeert, alles dat we liever anders zouden zien, op een vreemde manier juist door dwars te liggen meebouwt aan het welslagen van het geheel, aan het juiste plaats vinden, aan het vormen van welbehagen.