De Herfstsint
De wintermaanden knagen weer
aan hemelpoort
van rustloos zeer
en dragen vage vragen weg.
Of vragen daaglijks vaaglijk: zeg
hoe was dat vroeger toch ook weer
met bordkarton en schaar en lijm
en woorden steeds op zoek naar rijm.
Zo vallen wij reeds ruggelings
in gaten groter dan geheugen
wij vallen aan het woord voorbij
wij vallen sneller dan de leugen.
Waar vind je troost als alles valt
als alles eindloos einde vindt
in bladervallend bad van wind
dat zinloos zich tot zinnen balt.
Wij kunnen zijn slechts in het gaan
en enkel in het vallen staan
herinnering aan een gemis
aan iets dat al vergeten is.