De Timmerman

De Timmerman

Ze zeggen, en dat klopt ook, dat je handig moet zijn, dat je goede handen moet hebben. Dat je moet weten hoe je dingen aan moet pakken, inmeten, tekenen. Allemaal waar.
Maar voor mij gaat het om het oog. Het oog van de maker. Het zien. Het gaat erom dat je voor je geestesoog ziet wat je gaat maken. Dat je als het ware al in je hoofd construeert wat het gaat worden – hoe je het aan gaat pakken, wat je er voor nodig hebt, dat soort dingen, is van later zorg . Nee, je moet een beeld hebben, een gedachte. Wat je gaat maken wordt in eerste instantie als een beeld geboren, een visie, een idee. Dat idee moet je scherp zien. Dat is alles. Dat is alles wat je hoeft te doen. Het is een spel. Eerst het idee, de rest is kinderspel. Het gaat om het hebben van een visie en daarna hoef je enkel te doen wat er gedaan moet worden. En dat is heerlijk. Te werken binnen een plan, aan iets, een doel te hebben, het onder je ogen te zien groeien. Opmeten, de precisie daarvan. Inkopen, keuren. Met de hand langs het hout gaan, de geur opsnuiven.

En ik ben niet eens de eerste in de lijn, ik bedoel, als ik een stuk hout beetpak, dan zijn er al vele voor mij mee bezig geweest. Als ik een stuk hout aanraak dan voel ik dat. Ik voel of dat stuk hout daar met liefde neergezet is, of het met liefde gemaakt is. Ik voel de boom die geveld is en de talloze handen waar het door is aangeraakt, gestreeld, betast.
Je mag het vreemd vinden om een man als ik daar zo over te horen praten, maar… ik noem dat liefde. Ik noem dat de liefde die wij mannen aan de wereld geven. Dat wat wij maken, de plaatsen waar mensen en dieren in kunnen wonen, en alle andere gebouwen, dat is de liefde die wij aan de wereld geven. Dat is hoe wij onze liefde tot uitdrukking brengen. Kijk, een vogel zingt, een bloem laat haar kleuren en geuren zien, en wij doen dit. Kijk maar eens om je heen, allemaal door ons gemaakt, in eendrachtige samenwerking.
Niets mooier dan een bouwplaats waar iedereen het zijne doet en waar, door toedoen van al die handen uit het niets een bouwwerk verrijst. Die saamhorigheid, dat gevoel deel uit te maken van een goter en zinvol geheel. Dat zoemen. Dat moeiteloze. Fluitend. Wij fluiten het bouwwerk als het ware omhoog. Automagic.

Als ik dus een mooi stuk hout heb en ik heb de juiste maat afgetekend, dan komt de zaag eraan te pas. Dat is zoiets moois, zoiets definitiefs. Dan geef ik dat stuk hout, of het nu een plaat of een plank of een balk is, zijn uiteindelijke bestemming. Ik zaag het op maat. Het is zo bevredigend om een gecompliceerde vorm precies pas op zijn plaats te krijgen. Het geeft een gevoel alsof het klopt, alsof alles klopt. Niet dat ik het ben, die het kloppend maak, maar dat alles allang kloppend is. Dat mijn handen enkel een plan uitvoeren dat groter is, en al veel langer bestaat.

Wij geven liefde aan de wereld door het arbeid van onze handen.
En het wordt niet gezien. Ontken het maar niet. Natuurlijk, het gebouw wordt gezien en wij krijgen daar ook complimenten voor. En, natuurlijk, wij verdienen er ons brood mee. Maar, wat niet gezien wordt is dat wij… liefde geven, dat wij het beste van onszelf geven, dat wij ons leven geven, onze gezondheid, ons lijf en leden, ons bloed, zweet en tranen, voor…, ja, voor het plan, voor dat wat wij omhoog fluiten. Voor dat wat gedaan moet worden.
Dat is het eigenlijk wat ik jullie wilde zeggen, of je het gelooft of niet, maar alles wat jullie om je heen zien, bestaat enkel en alleen maar uit één materie: de liefde die wij mannen aan de wereld gegeven hebben.