Dick

Dick

Dick
Lieve vriend.
Warme vriend.
Dode vriend.
Ik wil je eerbetonen met het laatste verhaal dat je me vertelde.

De Verhalenventer

Wij woonden bij het station. Alle andere mensen kwamen ergens vandaan en gingen ergens naartoe, maar wij bleven. Wij hadden op het station een plek gevonden, dat is te zeggen, wij woonden in een oude loods aan het rangeerterrein. Je hoefde enkel maar de rivier van spoorstaven over te steken en je was er. Ik zie nog hoe ze glinsterden in het maanlicht. We hadden uitgevonden dat je heel eenvoudig een hoek van een van die grote deuren naar buiten kon trekken. En dan wurmde je je zo naar binnen. Het was eenvoudiger als je met zijn tweeën was, en wij waren met zijn drieën. Twee mannen en één vrouw. Dat kan niet goed gaan, ik hoor het u al denken en dat klopt ook. Het is ook niet goed gegaan, maar dat was pas veel later. In het begin ging het juist erg goed. We waren erg samen, erg trots op onszelf, dat wij het wisten te redden met zijn drieën, dat wij een warm huis hadden en dat wij ons eigen geld verdienden.
Wij schreven verhalen. Wij schreven verhalen en die verkochten we aan de reizigers. Die verhalen schreven we op een oude typemachine die we in de loods gevonden hadden.
We werkten met doorslagen. Van elk verhaal maakten we drie doorslagen, dus van elk verhaal konden we 4 exemplaren verkopen, het orgineel en de drie doorslagen. Het orgineel was het meeste waard, daar vroegen we soms wel twee kwartjes voor, maar de doorslagen verkochten we natuurlijk voor minder. Soms waren we al blij als we de derde doorslag, die een stuk moeilijker te lezen was, voor een dubbeltje konden verkopen. We schreven alle drie en we lazen elkaars verhalen voordat we ze verkochten. We lazen onze verhalen aan elkaar voor. Die andere man schreef altijd duistere verhalen, sinister. Het had denk ik met zijn jeugd te maken. Altijd kwamen er boze geesten in voor die hem aan zijn enkels omlaagtrokken. We drongen er altijd bij hem op aan dat hij de verhalen goed zou laten aflopen. Voor een verhaal met een goede afloop kun je nu eenmaal meer geld vragen.
Ik schreef meer over de gebeurtenissen zoals ze in en rond het station plaatsvonden, soms ook over dingen die de reizigers mee maakten of waarvan ik dacht dat ze ze mee zouden maken, de dingen waar ze naar op weg waren. Ik meende dat aan die mensen te kunnen zien. Reizigers kochten mijn verhalen graag. Maar het mooist waren de verhalen van de vrouw. In het begin zag ik haar helemaal niet als vrouw, meer als een soort kameraad, een lotgenoot, maar dat veranderde gaandeweg. Hoe meer ik naar haar verhalen luisterde, hoe meer ik haar als vrouw ging zien. Zij schreef hele mooie verhalen, niet over het verleden, of over wat we nu meemaakten, maar over de toekomst. Niet over de toekomst zoals die zou zijn, maar hoe die zou kunnen zijn, zo warm en dichtbij en comfortabel. Hoe vaker ik naar haar verhalen luisterde, hoe meer ik haar zag door de ogen van haar eigen verhalen. De vrouw was helemaal niet mooi, ze liep een beetje mank en ze sliste een beetje, maar als ik door haar verhalen naar haar keek, dan kon ik haar schoonheid zien, en ik had steeds een groter verlangen om bij haar in de buurt te zijn. Alsof, door in haar buurt te zijn de beelden die zij in haar verhalen opgeroepen had alvast een beetje waar konden worden. Wij sliepen altijd met zijn drieën, de vrouw tussen mij en de andere man in. Ik weet nog hoe ik voor we insliepen altijd dacht dat ik mijn hart in haar handen legde en dat ik dan rustig kon slapen.
Zo leefden wij daar. We hadden natuurlijk goede dagen, dagen dat de verkoop van de verhalen makkelijk ging dat de verhalen als warme broodjes uit je handen gegrist werden. En er waren van die koude natte dagen, wanneer de reizigers verscholen in hun winterjassen niet de moeite wilden nemen om hun partemonnee tevoorschijn te halen.
Maar, alles ging goed, totdat die man zo vreemd begon te doen. Zijn verhalen waren steeds zwarter en geheimzinniger geworden. En net zoals ik me liet meeslepen door de schoonheid van de verhalen van de vrouw, net zo, zo leek het tenminste, liet de vrouw zich meeslepen door de verhalen van de man. Ze trok steeds meer naar hem toe. Ik zag ze vaak met zijn tweeën en dan stopten ze met praten als ik dichterbij kwam. Ik voelde me buitengesloten. Ik ben boos geworden. Ik heb hem een duw gegeven zodat hij van het perron afviel. Hij kwam heel ongelukkig tercht, met zijn hoofd op de rails. Donker bloed vloeide op het glanzende staal. Hij is er heel langzaam weer een beetje bovenop gekomen. Zij hielp hem natuurlijk. Ze was dag en nacht in de weer. En ik had er spijt van. Ik heb toen voor drie moeten schrijven, drie keer zoveel verhalen als toen we nog alle drie verhalen schreven, maar het merkwaardige was het ging zo gemakkkelijk. Het was alsof de verhalen als vanzelf uit me vloeiden. Alles gooide ik op papier, verhalen van angst, van jaloezie, van ontrouw. De mensen verslonden het, maar ik werd er niet gelukkiger van. Ik sliep in die tijd ook alleen. Zij sliepen met zijn tweeën, ik sliep in de andere ruimte, bij de schrijfmachine, de kaars en het papier.
Op een ochtend waren ze weg. De schrijfmachine was ook verdwenen. Dit is mijn laatste verhaal. Het is niet het origineel, dat wil ik er eerlijkheidhalve even bijzeggen. Ik hoorde het van mijn vriend Dick, de laatste keer dat hij bij mij in de tuin zat, hij had het gelezen in een boek. Het is dus een kopie van een kopie van het origineel. Normaal zou ik er minstens een kwartje voor vragen, maar voor u is het gratis. U heeft aan de deur al betaald.