Verliezen en Vinden

Verliezen en Vinden

Hoe gebeurt het? Jezelf kwijtraken en jezelf weer vinden. Je Zelf kwijtraken en je Zelf weer vinden. Het is als de parabel van de Verloren Zoon. Hoe weet je dat je op de juiste weg bent? Omdat je hem af en toe kwijtraakt. Wie heet ons welkom aan de deur van onze ouderlijke woning? Dat is Hij! Waar is thuis? Hier. En Nu! Wanneeer kom je thuis? Elke keer als je stopt en wacht. Wie komt thuis? Hij komt thuis, God komt thuis in jou. Jij komt thuis bij jezelf, of in God. God is een zwerver. God is dakloos. God klopt overal aan de deur. Je moet de glimlach op Zijn gezicht zien wanneer Hij wordt binnengelaten. God is misschien zelf bepaald niet een makkelijk karakter. Niet volledig aangepast. Hij ligt misschien wel met zijn voeten op de bank zonder zijn schoenen uit te trekken. 
Is God een man? Jazeker, die God is een man. De zwerver is een man. Degene die het huis verlaat en weer terugkomt of niet, is een man. Daarmee wil ik niet zeggen dat vrouwen nooit hun huis verlkaten om later al of niet berooid en gehavend terug te komen, maar het is wel de man in hen die dat doet. Degene die op onderzoek uitgaat. Maar er is ook een God die een vrouw is. Dat is de Moeder van God. Dat is dat waar God uit geboren is. Dat is het Altijd Thuis. Dat is de geheime plaats waar God zelf aan de borst gelegen heeft. Dat is vergetelheid. Dat is een plaats waar we niet uit kunnen vallen. De Mangod, ja die kunnen we kwijtraken, die kan ons kwijtraken, die kunnen we missen, maar de Vrouwgod, de Moedergod, die is er altijd. Ook al ben je tien keer gevallen in de meest vreselijke diepten, je bent nooit uit haar armen gevallen. En God ook niet.
God en ik, wij zijn naar elkaar op zoek. Wij zwerven op ’s Heren wegen. Hij is een zwerver. Hij gebruikt de meest afzichtelijke vermommingen. Hij wil bij ons naar binnen, maar ons hart is op slot. Hij zoekt ons hart te breken. Hij zegt: ik ben dit, wie ben jij. Of: wie ben jij dan wel. Of Ik ben dit, dit ben jij! Zie je mij niet, herken je mij niet als jezelf? Neem me in je armen, laat me thuiskomen. Nondeju. Vloekt God? Soms, misschien, als het uitkomt. Geen middel laat hij onbenut. Hij gaat tot aan het gaatje. Ziekte, stormen, onheil. Hij gunt je geen rust en Hij rust zelf niet voor Hij in je armen ligt. Open die armen, spreid die armen. Slacht het vette varken, je spaargeld, je luiheid, je liederlijkheid, je wellust voor de verloren Zoon.