Een Deur!

Een Deur!

Vandaag is een dag vol met opwinding, plotselinge veranderingen, en doorbraken. Teveel om rustig te schrijven. Maar toch ga ik hier zitten, want ik wil me zo graag verbinden met dat wat veel leuker en mooier is dan al die opwinding. Dat wat niet verandert. Niet stopt, niet begint.

Ik heb soms last van hartkloppingen. Als ik over straat loop en ik krijg er last van, dan loop ik op ongeveer ¾ snelheid. Ik zou me er zorgen over kunnen maken, en natuurlijk doe ik dat ook wel, maar tegelijkertijd zie ik alles om me heen gloeien. Zo glorieus, zo kloppend, zo in het juiste ritme. Er kan gewoon geen vergissing zijn. Het is precies zoals het moet wezen.
Waarom?
Omdat het zo is!
Alles is precies zoals het moet wezen en ik ook. Mijn hart klopt in precies het juiste ritme, ik loop precies zo hard als dat ik ga en mijn leven duurt precies zo lang als het moet duren. Namelijk tot het einde.

Zij had de budodans gezien en het beviel haar niet. Het was te langzaam. Het deed haar denken aan beelden die ze misschien vroeger eens op TV gezien had, die op hun beurt weer associaties opriepen met de tijd voordat ze geboren was. Althans met dat wat zij zich daarbij voorstelde. Ze verkeerde toen ergens op een plek waar men bewoog als in een budodans. Omdat de dingen nog vorm moesten krijgen, omdat alles zich nog moest ontworstelen aan vormeloosheid. Dat was het. Het was de begindans. Er was nog niet echt gekozen voor de werkelijkheid. Gekozen om de hoeven op de aarde te zetten, het hoofd omhoog, de ogen recht vooruit.
Budodansen doet haar aan die tijd denken. 
Misschien heeft ze die beelden niet eens werkelijk op de TV gezien, of misschien enkel vanuit een ooghoek. Misschien drongen ze nauwelijks tot haar door, want ze herinnert zich dat ze zich met name opzij van het apparaat bevond. Daar zaten de sleuven in voor de ontluchting. Zij gooide munten in die sleuven. De TV was als het ware haar spaarvarken en dat blijkt helemaal te kloppen, want al deze beelden, woorden en gedachten komen alsnog uit datzelfde apparaat dat allang ergens op een schroothoop is beland.
Zij herinnert zich ook nog de man die de televisie kwam brengen. Hij heeft de afmetingen van een godheid. Hij kwam van een andere wereld en droeg het mysterie de huiskamer binnen. Niet het platte vermaak, de verdoving, de gelijkschakeling, maar de verhalen uit een ooghoek waargenomen, die dat weerkaatsen wat oneindig ver achter ons licht. En voor ons. Alles is een deur. Alles opent naar andere werelden en naar onszelf. Alles weerkaatst in elkaar, alles spiegelt. Ook doffe oppervlakken spiegelen. Hun beelden zijn diffuus, dat wil zeggen: hun beelden weerkaatsen naar alle kanten.
Het leven is oneindig interessant, verweven, mysterieus.
Daarom zijn wij vaak geweldig opgewonden. Dan zijn wij doffe spiegels. Het beeld verwaaiert naar alle kanten.
Ik poets mijn spiegel, ik wil een helder water zijn, een stil meer.
De wereld is geweldig opgewonden.
Ik geniet in stilte.