Wat er komen wil
In het woordloze bos gaan zitten, met enkel water, een slaapzak en een zeiltje. Wachten op de woorden die komen gaan. Als je stil zit kan het gebeuren dat zelfs heel schuwe of wilde woorden naar je toekomen. Het zachtglanzen van de ogen van een hert. De vierkante verschijning van een everzwijn. Het knagen. Het zwiepen. Onverwachte geluiden. Het ruischen van het veel grotere door de woordbomen.
Het droombewustzijn. De lichaamsweidsheid. Het grenzeloos zijn. Het opgeven van grenzen, het doorheen beweegbaar zijn. De aarde die door jou heen beweegt, doorheen jou spreekt. De melodie van de aarde door jouw mond gezongen. Jij gestorven aan je eigen angsten. Het morgenontwaken. Het verlangen naar dichtbijheid plotseling vervuld weten van degene die je al die tijd al was. Het loslaten van welke overtuiging dan ook.
Ik nam je hier mee naar toe om je beter te leren kennen. Je valt me niet tegen. Ik vind je… opzienbarend. Groots. Verbazingwekkend, ongehoord. Ik kan je niet verklaren. Ik ben sprakeloos van je schoonheid. Ik verblijf in jou als een man in zijn geliefde. Ik koester me in je omhelzing.
Ik ga het bos weer uit. Ik vertel mijn verhaal. Het is een mooi verhaal. Maar het verhaal is het bos niet. De woorden zijn de takken niet, het zonlicht, het met een schok ontwaken in de donkerte niet.
Ik was verdwaald in het woordbos. Ik kwam er met scheuren en winkelhaken vandaan. Het bos scheurde me de woorden van het lijf. Zo kwam ik naakt en woordloos weer te voorschijn.