Het Zijnworden
Voor dit waarvan ik nog niet weet wat het worden zal uit het ochtendlijke warme bed geslipt. Ons past enkel bescheidenheid. Wie leeft er door ons?
Het water doorstroomt de bedding. De rivier vormt zichzelf door te stromen. In de bedding staan stenen en stukken hout, die gevormd worden door het stromend water en op hun beurt het stromend water vormgeven.
De rivier slijpt zichzelf van rechtlijnigheid naar weelderige meandervormen. Dan doorbreekt zij haar eigen ondoelmatigheid.
De ongelovige honden! Zij denken er met ons leven vandoor te kunnen gaan. Zij hebben de vette kluif van hun gelijk in hun bek. Hun verstand is scherp als een zwaard. Het maakt geen omwegen. Er zijn geen plekken waar het water stil kan staan, de fijnere kleideeltjes uit kunnen zakken, de wereld beschut, geheimzinnig en vruchtbaar makend.
Vertrouw er maar op dat het woordloze leven sterker is. Dat wat geleefd wordt, dat wat van vlees en bloed is. Dat wat gedacht wordt over is enkel dat wat erover gedacht wordt. Ze mogen het tot wet verheffen, het raakt het leven niet. Onzegbaar dichtbij sluit ik mijn hand over de jouwe. Wij zijn wilde rozen. Op een gegeven moment stoten wij dat wat op ons geënt werd af. Niemand staat over onze naakte hemel dan dat wat ons slijpt, dat wat ons geschikt maakt diegene te zijn die we blijkbaar worden. Ons zijnworden is ons testament van waarheid, niet het verhaal dat we erover vertellen.
Wie mogen dat wat is opschrijven? Elkeen die een pen heeft en woorden. Wie zal gehoord worden? Degene met een luisterend hart.
Niemand kan ons een juk opleggen dat wij onszelf niet aangespen. De poort staat open. Het rivierwater stroomt door de straat. De nieuwe tijd is altijd slechts een strobreed van waar wij zijn. Hoor de ademtocht van dat wat veel groter is. Alles gaat verbazingwekkend snel. Houd je vast, stuur goed, geef je over.