Politiek en Liefde

Politiek en Liefde

Ik ben zo ongelofelijk teleurgesteld in de manier waarop onze leiders omgaan met de mensen, met de aarde, met de waarheid, met elkaar. En het is zo moeilijk daar iets over te zeggen. Alsof ze de taal gegijzeld hebben. Alsof je alleen maar in een bepaald jargon met ze zou kunnen spreken. Ik voel me niet gehoord en, mede daarom, ben ik ook gestopt met spreken.
Dat is niet goed. Daarom moet ik maar eens beginnen met spreken, hoe onbeholpen dat in het begin ook moge klinken. Want ik heb nog geen taal die verwoordt wat ik vind. Laat ik maar eens op zoek gaan naar woorden die verwoorden wat ik voel.

Er moeten om te beginnen al twee zaken zijn, twee onderwerpen. Laten we zeggen politiek, dat verschrikkelijke ongrijpbare gladde beest, waar iedereen zijn tanden op stuk bijt, waar zo weinigen iets verstandigs over weten te zeggen, dat toonbeeld van de ondergang van onze beschaving. Zo menig man die in de ogen van velen wijsheid bezat is op die marktplaats door de mand gevallen, omdat zijn koopwaar rot bleek te zijn, ongoocheld, ontgoochelend, de kolkende massa teleurgesteld achter zich latend. Wie staat er nog? Draaikonten en huichelaars, roddelaars, verkopers van lage praatjes. En het volk huilt, het volk schreeuwt, het volk eet zijn eigen leiders op. Het volk is oprecht in haar onbeholpenheid, zij is een maag zonder hoofd, een vleesgeworden zucht naar meer, angstig om onvervuld achter te blijven, alleen te staan. Het ruikt het angstzweet van hen die niet oprecht zijn.

Welke leider staat er nog bij zichzelf? Wie durft er nog te zeggen waarvoor hij staat, wie staat er eigenlijk nog ergens voor? Wij kijken achteruit en aan de hand daarvan beslissen we welke kant we opgaan. Wij willen hekele zaken uit ons menselijk verleden vermijden, zoals honger, rede-en radeloosheid en dus handelen we uit angst voor ons eigen verleden in plaats van uit vertrouwen op wat de toekomst ons zal brengen, vertrouwen op dat wat in ons nog tot ontplooiïng zal komen, niet sowieso, maar enkel alleen maar dankzij dat vertrouwen, dat geloof in… ja, in onszelf, in menselijkheid. Omdat we eigenlijk geloven dat de mens een beest is, een laag wezen, dat je moet drillen en controleren en voeren, liefst teveel en te vet zodat ze rustig blijft, en moet bezig houden met onnozele spelletjes, zodat hij zich nergens mee bemoeit, moet laten werken, zodat hij nog te moe is om een vinger te veroeren. We hebben geen visie, geen idee of wat een mens in zijn potentie zou kunnen zijn, wij geloven eigenlijk niet in de mens en we geloven niet in onszelf.
Dat dus, de politiek, die slangenkuil, dat pantheon van onmogelijkheden. En wat zetten we daarnaast?

Dat kan alleen maar de liefde zijn. Liefde is het tegenovergestelde van angst. Liefde blijft naast iemand staan in alle omstandigheden. Liefde gelooft in het leven, omdat het van het leven houdt. En het leven voelt dat. Het leven ontleent daar kracht aan en zingeving, richting en schoonheid. Opeens is alles weer duidelijk. Hier rechtdoor, daar linksaf dan nog een keer links en dan weer rechts en zo verder. Niet dat we dat van hieruit weten, maar zo zal de weg zich ontplooien, als we ons door liefde laten leiden. Geen vast idee over hoe het leven is, over hoe het zou moeten zijn, maar een vast idee over hoe we het tegemoet zouden moeten treden: met open vizier, zonder vooringenomenheid, met moed en nieuwsgierigheid, met een bereidheid en ook een zekere overgave. In ontmoeting gaan met wat is. Geloof hebben in de mensen die je tegenkomt. Geloof hebben in mensen, om te beginnen in jezelf. De manier waarop je het leven benadert is de manier waarop het leven zich naar je opent. Iedereen weet dat. Ik meen dat te herkennen in elke persoon die ik op straat tegen kom. Maar dan kijk ik naar onze leiders en dan kan ik maar één ding van ze zeggen: ze geloven niet in ons, ze geloven niet in zichzelf, ze geloven niet in de menselijke potentie. Het zijn handelaren in slaapmiddelen, als de dood voor ons ontwaken, ons weten.

‘Liefde dus,’ fluistert liefde, ‘ook voor die leiders.’ Ik gruw, ik prtotesteer, ‘voor deze eh… leiders, deze huichelaars, deze onbestemde onnozelraaars?’ ‘Ja, ja, je bent erg goed in het noemen van namen,’ zegt Liefde. ‘dat helpt je niet, dat doen zij al. Tap maar uit een ander vaatje. Om te beginnen jij. Jij moet uit een ander vaatje tappen voordat je dat van een ander kan verwachten.’
Het lijkt wel of onze politici de weg kwijt raken zo gauw ze in contact komen met het pluche. Alsof de macht eigen wetten heeft, waar ze zich niet van kunnen losmaken, waartegenover ze hun eigenheid niet kunnen bewaren. Natuurlijk, de wereld functioneert op dit moment op een zekere manier. De markt. Dat is het toverwoord. Een ander woord komt eigenlijk niet over hun lippen. De markt dat is de hele filosofie. Niet wij, maar de markt. De markt is de baas. Wij zijn enkel zetbazen, stromannen van de markt. Wij zijn de olie, het smeergeld van de markt. En omdat het zo functioneert kunnen we blijkbaar geen beeld meer oproepen van hoe het anders zou kunnen. We zijn gevangen in ons eigen tijdsbeeld.
Och ze zijn zo trots op hun carrière; zus en zo en dit en dat. Het systeem is een groot donker dier dat hen heeft opgeslokt: en zie ze hebben er wonderwel hun plaats in gekregen. Ze voelen zich vrij, omdat alles precies klopt met hoe ze altijd gedacht hadden, maar in feite zijn ze aan handen en voeten gebonden. Hoe kunnen ze zich verweren? Ze zien hun eigen gevangenschap niet, ze kunnen die niet zien. Hun handen en voeten zijn de handen en voeten van het systeem, ze zijn onmisbaar. En, dat denken ze tenminste, ze handelen immers uit vrije wil. Ze handelen volgens hun eigen overtuiging. Wat een vertederende een illusie. Het systeem is zo bijdehand, zo uitgekookt: het heeft hen opgegeten omdat ze het juiste hapje waren, op de juiste plaats. Ze mochten carrière maken, opgroeien in het systeem, het mede vormgeven en nu denken ze dat ze dat in alle vrijheid gedaan hebben, terwijl zij enkel en alleen zichzelf hebben uitgeleverd. Ooit gingen ze er misschien op uit om de draak te verslaan, maar ze zijn allang opgegeten door die draak. Ze zijn zelf de draak geworden die ze hadden willen verslaan. Het is een nachtmerrie.
Mens durf te leven. Durf jezelf opnieuw uit te vinden. Durf te dromen, durf het ongedachte te zijn, durf ruimte te geven in jezelf aan dat wat er nu nog niet is, durf te groeien, te geloven.

Wij weten niet wie jij bent, mens, maar we hebben grote verwachtingen van je. Je hebt een enorm potentieel. We gaan je voeden. Met goed degelijk gezond voedsel, we gaan je een goede opvoeding geven met het beste dat de wijze mensen vóór ons ons ooit hebben uitgedacht – nee, niet opdat je hun spoor zou volgen, maar opdat je geïnspireerd door ze zou raken om je eigen leven, net als zij het hunne, als een avontuur tegemoet te treden, als de held die je bent – we leren je zelfstandig te denken, creatief te zijn, hoopvol, weerbaar, assertief, een liefhebber van waarheid en uitdagingen. We geven je een gezonde twijfel en een portie moed. We geven je genegenheid, vertrouwen in eigen kunnen. We herkennen jou als onszelf. Wij herkennen in jou het beste van onszelf. Het geloof in jou, in onszelf dus, is de deur naar een ongedroomde toekomst!